"Compartimenteren betekent letterlijk onderverdelen in kleinere eenheden of compartimenten. In strikte zin is compartimentering van een dijkring dan ook het opdelen van een grote dijkring in (een aantal) kleinere dijkringen. Het hoofddoel van compartimentering is het verkleinen van het oppervlak dat overstroomd raakt, primair vanuit de gedachte dat het overstroomde oppervlak zeer bepalend is voor de schade van overstroming en voor de mate van maatschappelijke ontwrichting. Doel is dus de overstromingsrisico’s te verkleinen door de gevolgen van overstroming te beperken" (Asselman et al., 2008, p. b)
Compartimentering is een oude maatregel. Bedoeld en onbedoeld gebeurt dat al heel lang. Voorbeelden zijn verderop in deze deltafact genoemd. Compartimentering is actueel omdat het een kosteneffectieve manier van beperking van gevolgschade kan zijn. Meeliften met infrastructurele ontwikkelingen zoals aanleg van wegen, spoorlijnen e.d. zijn voorbeelden waar met goede afstemming op het gebied van waterveiligheid en ruimtelijke inrichting winst valt te behalen.
Compartimentering van watersystemen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het compartimenteren van een boezemsysteem om uitstroom debiet bij kadebreuk te beperken. Deze vorm van compartimentering wordt hier niet besproken.
Deltafacts: Compartimentering in het boezemsysteem
Het doel van compartimenteren is overstromingsrisico’s te verkleinen door het beperken van de gevolgen (Klijn et al., 2009). Hiermee worden compartimenteringsdijken ingezet als structurele maatregel. Om deze reden behoort compartimentering tot de tweede laag van het meerlaagsveiligheidsbeleid.
Een schematische weergave van compartimentering ziet er als volgt uit:
Figuren afgeleid van Kolen et al. (2007).
Een compartimenteringsdijk kan zowel tot de categorie primaire waterkering type C behoren, als tot de regionale waterkeringen. Wanneer een compartimenteringskering niet als primaire waterkering is aangewezen dan kan deze door provincie of waterschap worden aangemerkt als een regionale waterkering. Op regionale waterkeringen zijn de provinciale verordening (normen voor regionale waterkeringen) en de Keur van toepassing (Asselman et al., 2008, p. 101).
Een aantal bekende voorbeelden van compartimenteringsdijken (huidige en historische) zijn:
Klik hier voor een vergroting van kaart met een overzicht van compartimenteringsdijken en hoger gelegen lijnelementen, zoals spoordijken en snelwegen, die compartimenterend kunnen werken (WL | Delft Hydraulics en de Koning (2007) in Asselman et al, 2008).
In de meest zuivere vorm van compartimenteren staat het keren van water centraal. (Asselman et al. 2008, p. b). Echter, er zijn veel dijken en lijnvormige elementen, die niet als compartimenteringsdijk zijn aangelegd maar onbedoeld wel zo functioneren (Klijn et al., 2009). Hierbij valt te denken aan voormalige primaire waterkeringen (zeedijken) die door inpolderingen en aandijkingen binnendijks zijn komen te liggen (zogenaamde slaperdijken), maar ook aan spoordijken, kanaaldijken, geluidswallen of verhoogd aangelegde snelwegen (Kolen et al. 2007). Voorbeelden hiervan zijn:
Een ander voorbeeld zijn de talloze binnendijken zonder formele waterstaatkundige functie in verschillende provincies.
De foto geeft het kunstwerk weer bij de kruising van de Diefdijk en de A2. Bij een overstroming sluit een kering de A2 af om de Diefdijk zijn compartimenterende rol te laten vervullen.
In 2007 is de groene versie [1] van de Richtlijn Normering Compartimenteringskeringen (Geerse et al., 2007) opgesteld. Op basis van toepassing van de richtlijn blijkt het positief of negatief nut van compartimenteringsdijken voor schade, dodelijke slachtoffers en getroffenen voor de gehele dijkring. De provincies Zeeland en Zuid-Holland zijn bezig geweest met een normeringtraject (zie ervaringen).
De werking van een compartimenteringsdijk berust op het keren van water om te voorkomen dat een gehele dijkring overstroomt, als er een doorbraak plaatsvindt van een primaire kering.
Een compartimenteringsdijk kan verschillende functies vervullen (Geerse et al. 2007, p. 1):
De functie van de compartimenteringskering is bepalend voor de situaties die uiteindelijk beschouwd worden bij het bepalen van de norm. Het ontwerp van een compartimenteringsdijk is niet anders dan bij een reguliere rivierdijk.
Compartimentering leidt meestal tot een kleiner overstroomd gebied in de dijkring achter de doorbraak. "Het nut van compartimenteren is vooral afhankelijk van de te verwachten maatschappelijke baat, in termen van vermeden economische schade, minder getroffenen en minder slachtoffers" (Klijn et al., 2009, p. 26).
Uit de compartimenteringstudie uit 2008 blijkt de volgende argumentatie in relatie tot compartimenteren (Asselman et al., 2008, p. 18-19).
Argumenten voor | Argumenten tegen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Aangezien compartimenteren nauw verbonden is met evacuatie tijdens een noodtoestand is het contact en de transparantie richting stakeholders in een gebied van belang. Zeker in het geval van kleinere polders, waar de stijgsnelheid van water in de polders grenzend aan de waterkering snel kan stijgen. Dit zou kunnen leiden tot een toename in het aantal slachtoffers (Asselman, 2006; Ledden et al., 2007). Indien een compartimenteringskering zijn compartimenteringstatus kwijtraakt, kan dit bij stakeholders zorgen voor emoties omdat men het gevoel kan krijgen minder beschermd te zijn.
Een ander governance aspect heeft te maken met de bekostiging. Meerlaagsveiligheid wordt uit verschillende overheidsbudgetten betaald. Het benoemen van een compartimenteringskering zou effect kunnen hebben op wie er moet betalen; rijk of regio. Dit kan een extra drempel vormen voor de invoer van deze maatregel. Hieraan gerelateerd is het feit dat wet en regelgeving bepaalt dat primaire C-keringen vallen onder de Waterwet, terwijl er voor de regionale keringen een provinciale verordening geldt.
Als laatste heeft ook de gemeente belangen omtrent compartimentering, gezien het effect op de planologie.
Compartimentering vergt het aanleggen of verhogen van dijken, het creëren of
aanpassen van opritten en de aanleg van duikers en coupures (Asselman et al., 2008). De geraamde kosten van compartimentering variëren van 10 miljoen euro voor het ophogen van enkele kilometers bestaande dijk zonder bebouwing, tot bijna 400 miljoen euro voor een langer tracé door bebouwd gebied (Asselman et al., 2008). De kosten per km bedragen tussen de 2 en 15 miljoen; voor geringe ophoging bestaande dijk, met weinig/geen kunstwerken werd een bedrag van 2 miljoen geraamd en 15 miljoen voor aanleg nieuwe dijk/grote ophoging bestaande dijk met veel kunstwerken en/of bebouwing. In de case Betuwe, Tieler- en Culemborgerwaarden is het ophogen van een bestaande dijk geraamd op 5 miljoen euro per km (variant Amsterdam-Rijnkanaal), terwijl de aanleg van een nieuwe dijk (variant N233 en variant Gorinchem) op 15 miljoen euro per km is geraamd (Asselman et al., 2008).
In de compartimenteringstudie uit 2008 is een evaluatie uitgevoerd naar het nut en de kansrijkdom van compartimentering in verschillende dijkringen. In het eindoordeel zijn er acht gebieden aangeven waar serieuze overweging plaats kan vinden. Vier zijn meegenomen in een case studie (gerangschikt naar baten):
In alle casestudies blijkt de aanleg van een goed gepositioneerde compartimenteringsdijk te leiden tot minder economische schade, een vermindering van de aantallen getroffenen en een kleiner slachtofferrisico (50-80%) (Klijn et al., 2009). Het aantrekkelijkst is de Betuwe (dijkring 43), omdat de jaarlijkse baten hoger liggen dan de jaarlijkse kosten. In de meeste andere gevallen zijn de baten gering door de lage frequentie van de inzet van de compartimenteringskering (variërend tussen 1/1.250 tot 1/10.000 per jaar).
Indien slachtoffers monetair worden gewaardeerd en mee worden genomen bij de kosten-batenanalyse (zoals in de studie naar nieuwe beschermingsnormen in het Deltaprogramma Veiligheid is gebeurd), is het mogelijk dat meer gebieden als kansrijk voor compartimentering worden bestempeld, o.a. dijkring 36 bij Den Bosch, omdat de kosten- baten analyse dan naar verwachting positief zal uit vallen. Het aanscherpen van de normen kan een tegenovergesteld effect hebben. Het overstromingsrisico neemt dan af, waardoor de mogelijke baat van compartimentering eveneens afneemt. De verwachting is dat compartimentering economisch gezien, minder aantrekkelijk wordt nadat de nieuwe beschermingsnormen zoals voorgesteld in het Deltaprogramma Veiligheid zijn geïmplementeerd.
In 2007 is in New Orleans onderzoek gedaan naar het opdelen van het stadscentrum in compartimenten, waarbij gekeken is naar de kosten-baten van het plaatsen van lage en hoge binnendijken (Ledden et al., 2007). Op dit moment is er in New Orleans niet concreet iets gebeurd met compartimenteringsdijken, vanwege de te hoge investeringskosten. De aandacht is uitgegaan naar de buitenring. Wellicht dat compartimentering weer op de agenda komt als er wordt nagedacht over het verder verhogen van de veiligheid boven de 1/100 per jaar norm zoals die nu geïmplementeerd wordt (Ledden, persoonlijke correspondentie).
Tevens heeft de provincie Utrecht een studie uitgevoerd naar compartimentering in 2009 (Ter Maat en Asselman, 2009). De deltadijk kwam naar voren als een interessantere oplossing in een onderzoek dat plaatsvindt in de Gelderse Vallei ter bescherming van Veenendaal en andere grote steden. Er is hier sprake van een kort stuk primaire kering met erachter een groot gebied. De keuze is compartimenteren of versterken van de primaire kering. Door de korte lengte van de primaire kering biedt versterking tot een deltadijk een interessanter alternatief.
Er is nog onderzoek nodig naar het nut van de instandhouding van oude compartimenteringsdijken. Binnen de compartimenteringstudie van 2008 is vooral gekeken naar de aanleg van nieuwe dijken of verhoging van bestaande keringen. Er is nog onvoldoende bekend over de nut/noodzaak om bestaande kerende elementen in stand te houden.
Daarnaast is er te weinig inzicht in de bresvorming en het effect van instromen. Inzicht in bresvorming is van belang voor het bepalen van het volume aan water dat na dijkdoorbraak instroomt en hiermee de waterstand tegen de compartimenteringsdijk. Deze waterstand bepaalt immers hoe hoog een compartimenteringsdijk moet worden. Nu worden er aannames gedaan voor de bresvorming. Deze aannames zouden aan de hand van waarnemingen gestaafd moeten worden.
Een onderwerp van discussie blijft ook hoe hoog en sterk compartimenteringsdijken moeten zijn afhankelijk van de aanwezige ondergrond. Er is een gebrek aan data over de ondergrond en profiel van de dijken. DINOdata van TNO is op dit moment nog onvoldoende toereikend om de kennisleemte op te lossen. Een ander element is het kijken naar nut van compartimentering bij sterke klimaatverandering en zeespiegelstijging (extremere gevolgen -> grotere baat. Maar ook grotere kosten omdat ze hoger/sterker moeten zijn.).
Een mogelijk alternatief voor compartimentering kan liggen in het toepassen van gedifferentieerde normen per dijkvak in plaats van dijkring. Dit is nader onderzocht voor de categorie C Kering bij de Gekanaliseerde Hollandse IJssel (Vat et al.,2011 ). Vanwege de afgekeurde C-keringen langs de gekanaliseerde Hollandsche IJssel, het Amsterdam-Rijnkanaal en Noordzeekanaal enerzijds, en de nieuwe veiligheidsbenadering vastegesteld in de Deltabeslissingen anderzijds, is in 2014 de Projectoverstijgende Verkenning (POV) Centraal Holland gestart. In het vier jaar durende project zullen maatregelen en oplossingen voor het verbeteren van het veiligheidstekort op deze C-keringen en de primaire kering langs de Lek worden onderzocht.
- Asselman, N. (2006). WINN-Verkenning compartimentering, WL Delft Hydraulics, WL Delft Hydraulics.
- Asselman, N., Klijn, F. en Most, H. van der (2008) Verkenning van nadere compartimentering van dijkringgebieden. Hoofdrapport compartimenteringstudie.Deltares, Delft.
- Geerse, G., Stijnen, J, en Kolen, B. (2007). Richtlijn normering compartimenteringkeringen, in opdracht van de STOWA.
- Klijn, F., Alberts, F. en Asselman, N. (2009). Compartimentering van dijkringen: kansrijk, maar lang niet overal, H2O/ 11 25-28.
- Klijn, F., Asselman, N. en Most, H. van der (2010). Compartimentalisation: flood consequence reduction by splitting up large polder areas, J Flood Risk Management 3, p. 3-17.
Kolen, B., Leenders, J. en Hemert, H. van (2007). Richtlijn voor het normeren van compartimenteringsdijken, H2O, 23, p. 11-13.
- Ledden, M. van, Groot Zwaaftink, M., Bruijn, K. de en Jonkman, B. (2007). Slim compartimenteren biedt perspectief voor New Orleans, H2O/ 16 p. 33-36.
- Maat, J. ter en Asselman, N. (2009). Compartimentering of robuuste primaire kering; verkennend onderzoek naar beperking overstromingsrisico’s in Gelderse Vallei (dijkring 45), Deltares, Delft.
- Vat, M. van der, Buren, R. van, Grave, P. de, Zwan, I. van der (2011). Gebiedspilot Centraal Holland, Deltares, Delft.
Websites:
STOWA Hydrotheek/ compartimentering
Managing Adaptive Responses to changing flood risk (MARE)
EU ROR (Richtlijn Overstromingsrisico’s)
Projectoverstijgende Verkenning Centraal Holland
Provincie Zeeland
Interview op 22 juni 2011 met mevr. Y. Peddemors van provincie Zeeland, aanvullingen augustus 2012.
In het collegeprogramma van de Provincie Zeeland is de ambitie opgenomen om voor 2011 over alle regionale waterkeringen in Zeeland een oordeel te hebben vastgesteld. Dit oordeel betreft het wel of niet aanwijzen van een regionale waterkering en het toekennen van een bepaalde norm, waarbij de norm wordt uitgedrukt in hoogte en stabiliteit. In dit kader is in het najaar van 2008 het project "Normering regionale waterkeringen" opgestart. De projectgroep bestaat uit medewerkers van de Provincie Zeeland, waterschap Scheldestromen en Rijkswaterstaat Zeeland. Binnen het project wordt er gekeken naar compartimentering in de zin van keren, vertragen of afleiden van een overstroming. De uitkomsten van dit project zullen dienen als opvolger van de leidraad uit 1994.
In 2009/2010 is er een inventariseringstudie uitgevoerd naar regionale waterkeringen. Onderdeel van de inventarisatie was ook het uniformeren van de waterkeringen, zoals inlaagdijken en kanteldijken die nog als regionaal aangemerkt stonden het predicaat primair geven. Daarnaast is er gekeken naar de functie vlucht- en transportroute over regionale waterkeringen. Eind 2010 is de ligging bepaald van de regionale waterkeringen in de provincie Zeeland. Hieruit bleek dat ca. 95% compartimenterende niet waterkerende dijken in den droge waren, waarvan het wenselijk kan zijn dat deze water keren bij een overstroming. Op 25 januari 2011 heeft er een herziene officiële vastlegging door de Gedeputeerde Staten plaatsgevonden. Dit betekent dat er, n.a.v. het GS besluit van 25 januari 2011, er binnen de Keur van het Waterschap op 26 locaties wijzigingen worden doorgevoerd in 2011. Een aantal dijken hebben hun status verloren. Dit gaat met name om sterk gecompartimenteerde gebieden om ‘badkuipen’ te voorkomen; door de kleine omvang gebieden waarin het water snel stijgt. Er zijn echter nog geen afspraken gemaakt over hoe om te gaan met de ‘niet-aangewezen’ lichamen.
Tijdens het herzien van het stelsel uit 1994, zijn er de volgende verschuivingen aangedragen:
Primair -> regionaal
Regionaal -> primair
Regionaal -> geen status
Geen status -> regionaal
In het laatste geval krijgen bewoners opeens te maken met de Keur. Dit vereist duidelijke communicatie.
Mogelijke aanpassingen zijn als volgt:
De voorkeur wordt gegeven om werk met werk te maken door oplossingen te koppelen aan gebiedsontwikkeling en gebiedsplannen van gemeenten.
De provincie Zeeland heeft in 2012 een analyse uitgevoerd op basis van bestaande berekeningen om te kijken op welke locaties het interessant zou zijn om aanvullende berekeningen uit te voeren waarbij de compartimenteringskeringen in het model in hoogte aangepast worden om de effecten daarvan te bestuderen, met name op het gebied van schade-slachtoffers. Deze aanvullende berekeningen worden hopelijk zomer uitgevoerd, waarna de projectgroep (met onder andere de waterschappen en de regionale dienst van RWS) een voorstel in zal dienen voor hoogtenormen en stabiliteit. Er wordt gestreefd om deze normen in 2013 vast te stellen.
Daarnaast streeft de provincie Zeeland ernaar om dit onderwerp niet meer te beschouwen als een losstaand onderwerp, maar in te pluggen binnen MLV, VNK, regionale waterkeringen en de nieuwe normeringen (van primaire waterkeringen).
Provincie Zuid Holland
Interview op 22 juni 2011 met mevr. S. Fraikin en dhr. P.J. Hofman van provincie Zuid-Holland